Kennis en Kunde
Informatie
Dit zijn vragen die je kunt beantwoorden met de kennis (lees: technische termen) die je geleerd hebt. De ‘kunde’ vragen zijn handeling die je hebt moeten leren (denk bijvoorbeeld aan: toonsoort bepalen).
Vaak combineren ze de kennis met wat je hoort. Veel voorkomend: sequens, syncoop, terrassen/overgangsdynamiek/ toonsoort bepalen/ akkoorden herkennen/trappen bepalen.
Kennis
Deze vragen herken je aan de woorden "technische term" in de vraag. Je kunt ze voorbereiden door gewoon te stampen. Neem de termen door die in de syllabus beschreven staan. Alles wat je niet kent, LEREN!
Kunde
Hier valt o.a. onder:
-
Trappen analyseren
-
Toonsoorten bepalen
-
Akkoorden schrijven/herkennen
-
Vormschema maken
Voorbeeldvragen Havo

- Welke soorten dynamiek ken je?
- Luister naar het fragment.
Antwoord: terrassendynamiek

- Hoeveel voortekens staan er aan de sleutel?
- Welke twee toonsoorten horen daarbij? Let op! Dit zijn parallelle toonsoorten dus een majeur en een mineur.
- Zijn er toevallige voortekens die telkens terugkomen? Is dit een voorteken dat hoort bij een volgende toonsoort?
- Luister naar het fragment. Staat de compositie in majeur of mineur?
- Controle: vaak is het laatste akkoord van de compositie de tonica.
Antwoord: maat 1 t/m 4: b mineur/b klein - maat 5 t/m 8: A majeur/A groot

- Hoe klinkt majeur ten opzichte van mineur?
- Luister eerst of het muziekstuk begint in majeur of mineur? Zo kan je twee opties al wegstrepen.
- Kijk goed naar de maatsoort. Hoeveel tellen zitten er in de maat? Zo kan je de puls juist meetellen.
- Luister vervolgens naar de plek van de toonsoort verandering. Is dit in maat 4 of 5?
Antwoord: A

- Wat is een ronde? Wat zijn de kenmerken van een rondo?
- Luister naar het fragment.
Antwoord: een steeds terugkerend thema of A-B-A-B-C-A vorm of een refrein

- Welke termen zouden hier bij passen?
- Luister naar het fragment.
Antwoord: fermate

Antwoord: een octaaf hoger spelen dan genoteerd

- Welke ritmische verschijnselen ken je?
- Luister naar het fragment.
Antwoord: syncope
Voorbeeldvragen VWO

- Welke soorten articulatie ken je?
- Luister naar het fragment.
Antwoord: articulatie: (geheel) legato; niet goed: gebonden - melodierichting: (globaal) dalend

- Welke termen voor het ritmische samengaan van partijen ken je?
- Luister naar het fragment.
Antwoord: complementair ritme

- Hoeveel voortekens staan er aan de sleutel?
- Welke twee toonsoorten horen daarbij? Let op! Dit zijn parallelle toonsoorten dus een majeur en een mineur.
- Zijn er toevallige voortekens die telkens terugkomen? Is dit een voorteken dat hoort bij een volgende toonsoort?
- Luister naar het fragment. Staat de compositie in majeur of mineur?
- Controle: vaak is het laatste akkoord van de compositie de tonica.
Antwoord: D majeur / D groot

- Wat zijn de kenmerken van een fuga? En wat zijn de kenmerken van een canon?
- Wat zijn de verschillen tussen een fuga en een canon?
- Luister naar het fragment.
Antwoord: geen echte canon, omdat (één van de volgende):
− de inzetten op verschillende toonhoogtes zijn
− de inzetten niet op hetzelfde aantal maten van elkaar zijn
− er geen letterlijke herhalingen zijn

- Welke polyfone compositietechnieken ken je?
- Luister naar het fragment.
Antwoord: 1. herhaling/imitatie. 2. stempaartechniek/gebruik van stemparen

- Luister naar het fragment. Probeer eerst of je de puls mee kan tellen.
- Luister dan naar de verschillende onderdelen. Luister of het een volledig nieuw thema is, hetzelfde thema of hetzelfde thema met een kleine variatie.
Antwoord: (A) - B - A - C of (A) - B - A' - C