20e Eeuw - Klassiek
Algemeen
In het Futuristisch manifest dat de Italiaanse schrijver Marinetti in 1909 in Parijs lanceerde kondigde hij de nieuwe tijd aan. Hij schreef: 'Het verleden is voorbij, verwoest het, dan pas kan er een nieuwe wereld ontstaan.'
In de schilderkunst volgden verschillende stromingen elkaar snel op: futurisme, expressionisme, kubisme, surrealisme, en dadaïsme zijn maar enkele voorbeelden. Ook in de muziek ontstonden talloze richtingen en stromingen, waarvan sommige sterk vernieuwend waren. Voor sommige werden een naam bedacht, voor andere niet.
De term impressionisme** bijvoorbeeld, uit de schilderkunst afkomstig, werd gebruikt voor muziek waarin nieuwe klankkleuren en akkoorden werden toegepast. De pasteltinten in klank, die je in het orkestwerk Nuages van Claude Debussy hoort, zijn te vergelijken met impressionistische schilderijen als l'impression van Claude Monet.
Na Debussy werd de van oorsprong Russische componist Igor Stravinsky in Parijs een dominerende figuur. Met geladen composities, veelal geschreven voor Les Ballets Russes, bracht hij het publiek in alle staten van opwinding. De eerste uitvoering van Le Sacre de Printemps (het lenteoffer) werd een regelrecht schandaal.
Temidden van alle nieuwigheden grepen componisten ook wel eens terug op een stijl van componeren uit vroegen tijden als het Classicisme. Men spreekt dan van neoclassicisme**. De Franse componisten van de Groupe des Six verzetten zich tegen te veel modernisme in de muziek en zochten liever aansluiting bij de populaire muziek en de jazz. In Le Boeuf sur le toit maakte de componiste Darius Milhaud, één van de Groupe des Six, in ruime mate gebruik van elementen uit de Latijns-Amerikaanse muziek.
Naast Parijs was Wenen een belangrijk muziekcentrum in Europa. Daar ontstond het expressionisme**. De componist Arnold Schönberg bedacht een revolutionair systeem van componeren, waarin de toonaarden, die eeuwenlang de basis waren van alle westerse muziek, overboord werden gezet.
Op alle denkbare gebieden werd geëxperimenteerd: met de notatie, met de stemmingen, met toepassing van elektronica en met de toepassing van rekenkundige technieken bij het componeren. In de minimal music** deden oosterse principes van voortdurende herhaling hun intrede in de Westerse muziek.
Toonsoort
Chromatiek is het gebruik van halve toonafstanden. De volledig chromatische toonladder (of reeks) is een opeenvolging van de twaalf verschillende tonen, met sprongen van elk een halve toonafstand.
De pentatonische toonladder is een opeenvolging van vijf verschillende tonen, met sprongen in een vaste volgorde van hele en anderhalve toonafstanden. Pentatoniek is het gebruik van deze toonladder.
Atonaliteit is het ontbreken van een tooncentrum of grondtoon in een compositie
Dodecafonie is een (atonale) compositietechniek waarbij de twaalf verschillende tonen uit een chromatische ladder in een vaste volgorde worden gezet. Eén toon mag niet twee keer in de reeks voorkomen. Elke toon is even belangrijk.
De heletoonstoonladder** of heletoonsreeks is een opeenvolging van zes verschillende tonen, met sprongen van elk een hele toonafstand.
Een reeks** is een opeenvolging van tonen. Dit kan bijvoorbeeld een toonladder zijn, zoals de chromatische reeks of de heletoonsreeks. Daarnaast worden bij de compositietechniek dodecafonie reeksen gebruikt met een vaste volgorde van de twaalf verschillende chromatische tonen.
Bij polytonaliteit** klinken er twee of meer toonsoorten tegelijkertijd. Bij bitonaliteit** klinken er twee toonsoorten tegelijkertijd.
Samenklank
Een overmatige kwart is een halve toonafstand groter dan een reine kwart. Een verminderde kwint is een halve toonafstand kleiner dan een reine kwint. Deze intervallen klinken hetzelfde (enharmonisch gelijk), maar worden anders genoteerd.
Een klanklaag** is een groep van geluiden die bij elkaar horen. De term wordt gebruikt om het werk te beschrijven van sommige moderne componisten die niet meer duidelijk werken met melodie, harmonie of ritme.
De klankdichtheid** van muziek gaat over de hoeveelheid tonen die tegelijkertijd klinken en hoe dicht die tonen bij elkaar liggen.
Bij een cluster** klinken drie of meer tonen samen, die niet meer dan een secunde van elkaar verwijderd zijn. Een cluster heeft daarom een dichte klank.
Maat en Ritme
Een maatwisseling is een verandering van maatsoort in een compositie.
Onregelmatige maatsoorten zijn samengesteld uit groepen van noten, waarbij de groepen niet gelijk zijn in lengte.
Een 32ste noot** is een noot die een achtste tel duurt, dus half zo lang als een zestiende noot.
Bij een complementair ritme** vullen twee ritmes van verschillende partijen elkaar aan.
Een hemiool** is de term voor een verschuiving van accenten waardoor het lijkt alsof de maatsoort verandert, terwijl dat niet gebeurt.
Een duool** is een groep van twee noten met dezelfde
notenwaarde die in de tijd van drie noten wordt gespeeld,
bijvoorbeeld een achtsteduool.
Een kwintool** is een groep van vijf noten met dezelfde
notenwaarde die in de tijd van vier noten wordt gespeeld,
bijvoorbeeld een achtstekwintool.
Bij polyritmiek** klinken tegelijkertijd twee of meer ritmische patronen met een andere onderverdeling. Bij polyritmiek blijft de maat even lang. Bijvoorbeeld: in de ene partij klinken achtstetriolen en in de andere partij achtste noten.
Bij polymetriek** klinken tegelijkertijd twee of meer ritmische patronen met een andere maatsoort samen. Bijvoorbeeld: in de ene partij klinkt een ritmisch patroon van vier kwartnoten, en in de andere partij een ritmisch patroon van drie kwartnoten.
Een tegenaccent** is het benadrukken van een toon op een licht maatdeel. Een toon kan benadrukt worden door contrasten. Bijvoorbeeld een contrast in dynamiek, in instrumentatie of in toonhoogte.
Meerstemmigheid en Stemvoering
Polyfonie is een compositietechniek waarbij elke stem een eigen melodie en ritme heeft. De verschillende stemmen zijn gelijkwaardig.
Melodische relaties en Motiefverwerking
Een ostinaat is een motief dat steeds herhaald wordt, vaak in de begeleiding. Ostinate figuren komen vaak voor in de expressionistische muziek.
Bij verdichting zijn er in dezelfde tijd meer tonen te horen dan daarvoor. Dat kan bijvoorbeeld door steeds kleinere notenwaarden te gebruiken of door rusten weg te halen.
Verdunning is het tegenovergestelde: er zijn in dezelfde tijd minder tonen te horen dan daarvoor.
Wanneer specifieke melodische motieven over een kortere of langere tijd worden uitgesmeerd spreken we van melodische verdichting of melodische verdunning.
Bij ritmische vergroting** of ritmische verkleining** worden alle notenwaarden in een motief of thema met een bepaalde factor vergroot of verkleind. Bijvoorbeeld: alle notenwaarden worden verdubbeld, dus het motief of thema wordt vergroot.
Bij omkering** of spiegeling** worden de intervallen in een reeks of motief gespiegeld: sprongen naar boven worden sprongen naar beneden en omgekeerd.
Bij kreeftgang** of in de kreeft** wordt een reeks of motief van achter naar voren gespeeld.
Uitvoeringspraktijk
Muziek kan worden genoteerd met noten (bladmuziek), maar ook met symbolen, tekens, tekst, lijnen of andere figuren. Dit heet een grafische partituur. In een grafische partituur staan meestal geen notenbalken en noten. Er staan vaak wel muzikale aanwijzingen in, die iets zeggen over de bezetting en bijvoorbeeld het verschil in hard en zacht, snel en langzaam, en hoog en laag weergeven.
Bij een glissando wordt er van de ene toon naar de andere toon gegleden. Alle tussenliggende tonen worden hierbij gezongen of gespeeld.
Bij een arpeggio** (als een harp) worden de noten van een akkoord snel na elkaar gespeeld, in plaats van tegelijkertijd. Hierbij worden de noten sneller na elkaar gespeeld dan bij een gebroken akkoord.
Een demper** wordt gebruikt om de klankkleur van een muziekinstrument aan te passen. Bij koperblazers wordt de demper in de beker van het instrument geplaatst. In het impressionisme werd gedempt koper gebruikt om zachte, heldere klanken te creëren.
Vorm
Bij periodische zinsbouw** wordt er gewerkt met muzikale zinnen die helder zijn in structuur. In de moderne klassieke muziek wordt in het impressionisme gebroken met deze zinsbouw, terwijl in het neoclassicisme soms op deze zinsbouw wordt teruggegrepen.
In de twintigste eeuw maakten componisten veel gebruik van een vrije vorm**: de vorm van een compositie is niet meer gebonden aan regels of regelmaat.
Stijlen en Stromingen
Impressionisme** is een kunststroming ontstaan aan het eind van de negentiende eeuw, waarbij het gaat om een impressie van bijvoorbeeld een gevoel, sfeer of situatie.
Neoclassicisme** is een kunststroming waarin wordt teruggegrepen op kunst uit de geschiedenis. Binnen de muziek worden aspecten van oudere muziekstijlen in een modern jasje gestoken.
Expressionisme** is een kunststroming waarin het uiten van heftige emoties centraal staat. Expressionisten zochten naar nieuwe middelen om hun gevoel van angst voor het bestaan over te brengen.
Serialisme** is een muziekstroming waarbij de composities gebaseerd zijn op reeksen of series. Deze series zijn vaste volgordes in bijvoorbeeld notenwaarden, dynamiek of articulatie. De series in een compositie kunnen op allerlei manieren verwerkt worden, onder andere door vergroting, verkleining of het toepassen van kreeftgang.
Elektronische muziek** is een verzamelnaam voor alle muziek die gebruik maakt van elektronische manieren van het produceren van geluid. Dat kan gaan over elektronische instrumenten, zoals de theremin, maar ook over het gebruik van geluidseffecten, zoals tape-loops.
Minimal music** is een muziekstroming die draait om het gebruik van
simpele of weinig muzikale middelen.
Er wordt veel gebruik gemaakt van herhaling,
ostinate figuren en langzaam veranderende motieven.
Avant-garde** ('voorhoede') is de naam voor kunstenaars die de grenzen van hun discipline opzoeken. In de muziek gaat de avant-garde meestal over de periode na de Tweede Wereldoorlog. De avant-garde componisten braken met de regels en vroegen zich af wat muziek eigenlijk hoort te zijn.