Motiefverwerking


Barok (1600 - 1750)

Een sequens is een herhaling van een motief op een (telkens) andere toonhoogte.

Contrastwerking is het gebruik van tegenstellingen (contrasten) in muziek in bijvoorbeeld dynamiek, tempo, toonhoogte, toonsoort, samenklank of instrumentatie. In de barok is contrastwerking erg belangrijk om de (verschillen tussen) emoties in muziek te kunnen laten horen.

 

Bij voortspinning ontwikkelt een melodie zich door middel van herhaling en variatie op een motief uit de melodie.

Muziek in de barok is vaak gebouwd op een motorisch ritme, dat zorgt voor de beweging en voortstuwing in de compositie. De begeleidingspartijen spelen vaak een herhalend ritme, waardoor de melodie meegenomen wordt.

Classicisme (1750 - 1810)

Contrastwerking is het gebruik van tegenstellingen (contrasten) in muziek in bijvoorbeeld dynamiek, tempo, toonhoogte, toonsoort, samenklank en instrumentatie, maar ook tegenstellingen zoals majeur en mineur, tonica en dominant, unisono en meerstemmig en homofoon en polyfoon.

 

 

 

 

 

Contrast hard en zacht vanaf 8.25

Contrast majeur en mineur vanaf 10.26

Ontwikkeling is het herhalen van en het variëren op een thema of motief. Hierbij wordt muzikaal materiaal uit het thema of motief ‘ontwikkeld', door het uit te vergroten, te verkleinen en/of ritmisch te verdichten. Er kunnen ook variaties gemaakt worden in toonsoort, dynamiek, instrumentatie, meerstemmigheid en andere muzikale elementen.

 

 

 

 

 

Origineel vanaf het begin

Ontwikkeling van het thema vanaf 2.12

Frasering is het duidelijk laten horen waar een muzikale zin (frase**) begint en eindigt, bijvoorbeeld met een adempauze of rust.