Uitvoering en speeltechnieken


Dirigent

Voor het orkest staat een dirigent. De dirigent geeft onder andere aan wanneer het orkest moet beginnen, in welk tempo er wordt gespeeld en met welke dynamiek. Dit geeft de dirigent aan met zijn of haar handen of met een dirigeerstok.

 

Partituur

Op de muziekstandaard voor de dirigent staat de partituur. In de partituur staan alle partijen van de musici uit het orkest onder elkaar genoteerd, met daarin verschillende muzikale tekens, zoals speeltechnieken, dynamische- en tempoaanduidingen. De dirigent heeft daardoor een goed overzicht en kan alle partijen meelezen.

 

Tutti en solo

Tijdens een uitvoering van een orkest speelt er soms een solist mee. De solist staat of zit voor het orkest. Als het orkest en de solist samen spelen, dan heet dit tutti. Bij een solo speelt de solist alleen of wordt hij begeleid door (een deel van) het orkest. 

 

 

Grafische partituur

Muziek kan worden genoteerd met noten (bladmuziek), maar ook met symbolen, tekens, tekst, lijnen of andere figuren. Dit heet een grafische partituur. In een grafische partituur staan meestal geen notenbalken en noten. Er staan vaak wel muzikale aanwijzingen in die iets zeggen over de bezetting en bijvoorbeeld het verschil in hard en zacht, snel en langzaam en hoog en laag weergeven.

Solo 18.25                      Tutti 32.15 

Cover en arrangement

Bij een cover voert een artiest een bestaande song opnieuw uit, soms met aanpassingen in bijvoorbeeld de bezetting, het tempo of de beat.

 

Een arrangement is een bewerking van een bestaande compositie of song, vaak met een andere bezetting. Soms voegt de arrangeur nieuwe partijen toe. 

 

Medley en mashup

Bij een medley worden meerdere nummers of een deel daarvan achter elkaar uitgevoerd. Bij een mashup worden er meerdere nummers door elkaar uitgevoerd. 

 

Acapella

Wanneer muziek a capella wordt uitgevoerd, klinkt er alleen zang, zonder instrumentale begeleiding.

Speeltechnieken

Speeltechnieken zijn de manieren waarop een muzikant het instrument bespeelt om een bepaald geluid of expressie te creëren. Speeleffecten zijn geluidseffecten die ontstaan door een bepaalde speelwijze of door technische hulpmiddelen.

 

Aanslaan en tokkelen

Bij de speeltechniek aanslaan wordt een gitaar bespeeld door met de ene hand de snaren tussen de juiste fretten in te drukken en met de andere hand de snaren bij de klankkast aan te slaan. Wanneer de snaren los van elkaar met de vingers aangeslagen worden, heet dit tokkelen.  

 

Slaan, raspen en schudden

De verschillende slaginstrumenten worden op diverse manieren bespeeld: door ze aan te slaan, te raspen of te schudden. Zo wordt een trommel bijvoorbeeld aangeslagen met de hand of een stok, een guiro wordt bespeeld door eroverheen te raspen met een stok en een shaker wordt bespeeld door hem te schudden.

 

Fill

Een fill is een kort drumpatroon tussen twee vormonderdelen in, bijvoorbeeld een overgang van het couplet naar het refrein. Vaak wordt een fill gespeeld op de toms en afgesloten met een bekken en bassdrum op de eerste tel van de volgende maat.

 

Arco en pizzicato

Strijkinstrumentalisten kunnen met verschillende speeltechnieken spelen, zoals arco en pizzicato. Bij arco worden de snaren aangestreken (strijken) met een strijkstok en bij pizzicato tokkelen worden de snaren met de vingers getokkeld.

Pizzicato 3.40

Arco

Glissando

Bij een glissando wordt er van de ene toon naar de andere toon gegleden. Alle tussenliggende tonen worden hierbij gezongen of gespeeld.

 

 

 

 

Vibrato

Wanneer een zanger of zangeres met vibrato zingt, klinkt er een trilling in de stem. Ook op een instrument kan er met vibrato worden gespeeld. Vibrato staat meestal niet in de muziek genoteerd. 

Glissando 2.10