Renaissance (1400 - 1600)


Algemeen

In de Renaissance veranderde het wereldbeeld van de mens. De wereld werd groter na de ontdekking van Amerika door Columbus, gevaarlijker na de uitvinding van het buskruit en verleidelijker nu schilders hun onderwerpen natuurlijk en menselijker in beeld brachten. Het woord Renaissance betekent wedergeboorte. Daarmee doelt men op de hernieuwde belangstelling voor alles wat de oude Grieken en Romeinen op kunstzinnig gebied hebben voortgebracht. Na het overwicht van de religie in de Middeleeuwen trof je in de Renaissance een meer op de wereld gerichte visie aan. De mens was de maat van alle dingen. De kerk verloor haar macht over kunst en wetenschap en moest dat delen met koningen, keizers, geleerden en kunstenaars. De grote componisten uit de vijftiende en zestiende eeuw waren weliswaar nog vaak te vinden aan het hof en in dienst van de kerk, maar soms ook hadden ze een baan bij rijke families. In de muziek werden de terts en sext als samenklank langzamerhand belangrijker dan de kwint en kwart, die in de Middeleeuwen overheersten. Daardoor ontstond een vollere samenklank. Ook vond een ontwikkeling plaats van het gebruik van Middeleeuwse modi naar de mineur- en majeurtoonladders. De melodievorming was eenvoudig en op de mogelijkheden van de stem gericht. De renassance breidde zich van Italië uit over Europa. 

Instrumenten en ensembles

Onderstaande instrumenten worden veel gebruikt in de muziek uit de Renaissance. Componisten uit de Renaissance houden van een homogene klankkleur en combineren daarom het liefste instrumenten uit dezelfde ‘familie’. Dit zijn dezelfde soort instrumenten, maar dan in verschillende formaten.

 

De viola da gamba is een snaarinstrument en lijkt een beetje op de familie van de strijkinstrumenten (viool, cello, contrabas). De viola da gamba heeft zes snaren en er zitten frets op de hals, net als bij een gitaar.

De blokfluit is een houten blaasinstrument. Blokfluiten zijn er in verschillende soorten en maten. De basblokfluit, tenorblokfluit, altblokfluit en de sopraanblokfluit komen het meeste voor. De meest bekende daarvan is de sopraanblokfuit. 

Let op: met enkel de aanduiding 'fluit' wordt de dwarsfluit bedoeld en dus niet de blokfluit.

 

De luit is een snaarinstrument dat is te herkennen aan de bolle klankkast en de geknikte hals. Het instrument wordt veel gebruikt als begeleidingsinstrument.

Maat en ritme

In een tweedelige maatsoort is elke maat in twee groepen of een veelvoud van twee groepen te verdelen, waarbij de groepen gelijk zijn in lengte. Voorbeelden hiervan zijn de vierkwartsmaat (soms genoteerd met een ‘C’) en de zesachtste maat. Ook een maatsoort die maar uit twee tellen bestaat, bijvoorbeeld een tweekwartsmaat, is een tweedelige maatsoort. Elke groep bestaat dan uit één tel.

In een driedelige maatsoort is elke maat in drie groepen te verdelen, waarbij de groepen gelijk zijn in lengte. Een voorbeeld hiervan is de negenachtstemaat. Ook een maatsoort die maar uit drie tellen bestaat, bijvoorbeeld een driekwartsmaat of drieachtstemaat, is een driedelige maatsoort. Elke groep bestaat dan uit één tel.

Motief en thema

Een motief is een korte, herkenbare melodie. Meestal bestaat een motief maar uit een paar noten. In muziek worden motieven herhaald en gevarieerd. Een variatie kan worden gemaakt door een motief bijvoorbeeld hoger of lager te spelen.

De 5e symfonie van Beethoven (1806) is geschreven in de stijlperiode Classicisme, maar wordt voor de begrippen 'motief' en 'thema' gebruikt als voorbeeld.

Een thema is een herkenbare melodie die meerdere keren in een compositie voorkomt. Een thema bestaat vaak uit meerdere motieven. Er is meestal duidelijk te horen wanneer een thema is afgelopen. 

Meerstemmigheid en stemvoering

Homofonie is een compositietechniek waarbij de hoofdmelodie wordt begeleid door één of meerdere stemmen. Eén stem is dus belangrijker dan de andere stemmen. 

Polyfonie is een compositietechniek waarbij elke stem een eigen melodie en ritme heeft. De verschillende stemmen zijn gelijkwaardig. (vanaf 0.58)

Imitatie is een polyfone compositietechniek. Een motief of thema wordt door tenminste één andere stem nagedaan, eventueel met variaties in toonhoogte of ritme.

Een canon is een vorm van polyfonie, waarbij een thema letterlijk en in het geheel wordt geïmiteerd door één of meerdere stemmen. Het ritme en de toonhoogte blijven gelijk.