Blues, Jazz en Latin
Blues
Jazz
Latin
Instrumenten en ensembles
Latin percussie* (Vwo) is een verzamelnaam voor de slaginstrumenten die voornamelijk in muziek uit Latijns-Amerika worden gebruikt: de cabasa, guiro (rasp), claves, woodblock, cowbell, bongo’s, conga’s en shakers zoals de maraca.
Bongo's zijn twee kleine trommels, die met beide handen op het vel worden aangeslagen.
Een conga is een langwerpige trommel, die met beide handen op het vel wordt aangeslagen. Vaak speelt een percussionist op twee of drie conga's, elk met een andere stemming.
Een djembé is een bekervormige trommel van hout, die met beide handen op het vel wordt aangeslagen.











Een cabasa bestaat uit kettingen van ijzeren balletjes die om een ijzeren ring zijn gespannen. De ijzeren kettingen worden al schuddend tegen de ring geslagen of er met de hand langs geschuurd.
Castagnetten bestaan uit twee kleine houten schelpen die met een koord verbonden zijn. Ze worden met één hand bespeeld door de schelpen tegen elkaar aan te tikken. Vaak bespeelt een percussionist twee castagnetten tegelijk; een in elke hand.
Claves bestaan uit twee dikke houten staven die tegen elkaar aan worden geslagen. Eén clave wordt in de hand gelegd, waarbij de hand een klankkast vormt. Met de andere hand wordt de clave tegen de in de hand liggende clave aangeslagen.
Een cowbell (koebel) is een ijzeren bel die met een stok wordt aangeslagen.
Een guiro (rasp) is een hol stuk hout, ijzer of plastic met ribbels, waar met een stok overheen wordt geraspt.
Shakers zijn instrumenten die geluid maken door ze te schudden. Ze bestaan uit een huls gevuld met bijvoorbeeld rijst, bonen of kralen. Shakers komen voor in allerlei vormen en zijn gemaakt van diverse materialen.
Een maraca is een Zuid-Amerikaanse shaker, waarbij de huls op een stok (handvat) is geplaatst.
Een woodblock is een klein blok van hout of kunststof met een holle gleuf erin, die met een stok wordt aangeslagen.
Een panfluit is een blaasinstrument dat bestaat uit een rij van holle, houten buizen van verschillende lengtes, waarop verschillende toonhoogtes geblazen kunnen worden.
Een accordeon is een melodie- en harmonie-instrument dat uit drie delen bestaat. Aan de ene kant bevinden zich toetsen (pianoklavier). Aan de andere kant zitten knoppen waarmee bastonen en akkoorden worden gespeeld. In het midden bevindt zich de balg, waar lucht in en uit kan worden geblazen; dit produceert het geluid. De accordeon wordt bespeeld door de balg open en dicht te trekken en tegelijkertijd de toetsen en knoppen in te drukken.


Maat en Ritme
Syncope
Bij een syncope wordt het accent verlegd van een zwaar naar een licht maatdeel. Het accent klinkt dan niet op de tel, maar tussen de tellen in. In latin muziek wordt in één ritme vaak gebruik gemaakt van accenten op en tussen de tel. Dit zorgt voor een constante afwisseling van spanning en ontspanning, wat de muziek interessant houdt en dansbaar maakt.
Uitvoeringspraktijk en speeltechnieken
Speeltechnieken latin
De verschillende slaginstrumenten worden op diverse manieren bespeeld: door ze aan te slaan, te raspen of te schudden. Zo wordt een trommel bijvoorbeeld aangeslagen met de hand of een stok, een guiro wordt bespeeld door eroverheen te raspen met een stok en een shaker wordt bespeeld door hem te schudden.
Articulatietekens
Elke noot kan op verschillende manieren gespeeld worden. Dit heet articuleren. Met articulatietekens wordt aangegeven hoe de noot moet worden gespeeld.
Noten kunnen bijvoorbeeld los van elkaar en puntig uitgevoerd worden. Dit wordt aangegeven met een punt onder de noot, en heet staccato. Noten kunnen ook met een boog aan elkaar gebonden worden. Dit heet legato. Wanneer een noot meer nadruk moet krijgen, wordt dit aangegeven met een accentteken.

Call and response
Call and response (‘vraag en antwoord’) is een muzikale vorm waarbij de ene partij voorzingt of -speelt (call) en een andere partij reageert (response). Deze vorm wordt vaak gebruikt in muziek met Afrikaanse roots, zoals gospelmuziek en samba.